La ciudad perdida

La Ciudad Perdida is Spaans voor de Verloren Stad. Dat is de toeristische naam. De naam van de stad is Teyuna. Het is een archeologische site van een oude bergstad in de Sierra Nevada. De stad ligt ongeveer op 1200 m hoogte en is rond 650 na Christus opgericht door de Tairona indianen. Dat is 650 jaar vroeger dan Machu Picchu in Peru. De stad kan alleen bereikt worden door een trektocht van in totaal 63 km door de jungle te maken en dan 1200 traptreden te beklimmen. Laten we dat laatste nou net gedaan hebben de afgelopen 4 dagen.

Onze groep bestaat uit 6 toeristen, 2 mannen uit Frankrijk, Michel (70 jaar!) en Jean Paul, twee meisjes uit Oostenrijk, Mia en Marina en wijzelf. Daarnaast zijn er nog onze gids Luis, vertaler Jairo en kok Wilson. De tocht duurt in totaal 4 dagen waarvan we de eerste 2 dagen voornamelijk berg op lopen, in de ochtend van de 3e dag bezoeken we La Ciudad Perdida en daarna weer afdalen.

Een jeep brengt ons en al ons eten naar het beginpunt van de route. Eerst over een asfaltweg. Daarna worden we nog een uur flink door elkaar geschut op een bijna onmogelijk te rijden weg met ontzettend veel kuilen en gaten en een aantal rivieroversteken. Bijna een wonder dat we goed aankomen. Vanaf dat punt wordt ons eten verder met paarden vervoerd. Behalve lopen is dat het enige vervoermiddel naar de stad. Het eerste stuk is ook nog wel bereikbaar met motors maar die hebben wel heel erg veel te lijden van het slechte pad vol modder, kuilen en gaten. Het is nu regenseizoen en bijna iedere dag vallen er grote hoeveelheden regen die het pad geen goed doen.

We slapen in bedden met een muskietennet er om heen. Op zich prima geregeld. Het zijn stapelbedden en ze staan mannetje aan mannetje naast elkaar. Privacy is er dus helemaal niet. Ieder bed heeft een deken. We zijn daarom blij dat we onze lakenzakken bij ons hebben, ik denk niet dat de lakens hier iedere dag worden gewassen… In het hoogseizoen moeten er een aantal mensen in een hangmat slapen maar dat hoeft nu gelukkig niet. Wilson is een goede kok, hij maakt de lekkerste gerechten voor ons klaar. In ochtend meestal eieren met toast en vers fruit. De lunch lijkt erg op het diner: vlees, vis of kip met aardappelpuree of rijst en dan nog groente of salade. Het zijn grote borden en we komen helemaal niets tekort. Op de kampen kunnen we gefilterd water krijgen.

Iedereen heeft zo weinig mogelijk spullen bij zich. Dat houd in dat we 4 dagen in hetzelfde shirt en broek lopen en we zweten de hele dag … Gelukkig bestaan de kampen alleen uit een dak op palen en omdat iedereen hetzelfde ruikt valt ook dat allemaal best mee. Er zijn wc’s en ook koude douches. De stroom gaat ’s nachts uit. Als je eruit moet dan is het aardedonker, een lampje is dan wel nodig.

De dag begint om 05.00 uur, dan wordt iedereen gewekt. 05.30 uur ontbijten en om 06.00 uur, het is dan net licht, gaan we op pad. In de ochtend is het vaak nog droog dus het is een goed idee om vroeg te vertrekken. Zo maken we ook optimaal gebruik van het daglicht wat hier maar 12 uur is, ’s avonds om 18.00 uur is het weer donker. De eerste dag hebben we aan het einde van de dag meteen een flinke regenbui te pakken. Net als we aan een steile afdaling moeten beginnen. Het is een afdaling met vooral veel rode modder en weinig houvast aan stenen of iets anders. We glibberen naar beneden en zijn blij als we in het kamp aankomen. De rode modder kleeft aan onze schoenen. De toon is alvast gezet voor de volgende dagen.

We steken een aantal keren per dag een rivier over. Soms kunnen we er bijna overheen stappen. Soms van steen tot steen en ook regelmatig moeten de schoenen uit om droog over te komen. 1 keer, net voor La Ciudad Perdida, steken we een rivier over aan een touw. De rivier is breed en de stroming is sterk. Goed opletten waar je je voet neerzet, daar moet je ook flink kracht voor zetten anders sta je zo een meter verderop. Het touw goed vasthouden is noodzakelijk om heelhuids aan de overkant te komen. Een hele onderneming maar iedereen komt veilig aan de overkant.

Meteen na de oversteek mogen we de 1200 traptreden beklimmen die toegang geven tot de stad. Waarschijnlijk hadden ze in die tijd veel kleinere voeten want de treden zijn vaak zo smal dat je je voet er dwars op moet zetten voor houvast. Boven krijgen we uitleg over alle elementen van de stad. Een erg interessant verhaal. Vooral altijd weer bijzonder om te zien hoe ze in de tijd dit soort bouwwerken al konden maken

Ergens tussen de 15e en 17e eeuw is de stad waarschijnlijk verlaten. In 1973 is de stad herontdekt door de inheemse indianen, die hielden de vondst voor zichzelf. In 1976 kwam de regering ter ore dat de stad was ontdekt. Hij werd afgesloten voor bezoekers en een deel werd bloot gelegd. Men denkt dat hier 2000 tot 8000 mensen hebben gewoond. Toerisme is er sinds begin jaren ’90. In die tijd waren er regelmatig incidenten met toeristen, onder andere kidnapping. Sinds 2005 wordt het gebied en ook de stad zelf bewaakt door militairen. Sindsdien zijn er geen incidenten meer geweest en zijn het gebied en de stad veilig om te bezoeken.

Het gebied rondom de stad wordt bewoond door, naar schatting, 50.000 indianen die leven in hutten en alles wat ze nodig hebben uit de natuur halen. Een enkeling is in Santa Marta naar school geweest. Dat zijn diegenen die later de leiders van de groep worden. Ze spreken hun eigen dialect en maken weinig contact met de buitenwereld. Ze dragen van oorsprong witte kleding, die vooral erg vies is van alle modder in de jungle. We komen deze indianen regelmatig tegen, dan zijn ze meestal best wel nors en zeggen geen goedendag. Foto’s maken willen ze ook vaak liever niet. Tijdens de laatste avond krijgen we uitleg van één van de leiders van zo’n indianendorp. Hij vertelt eerst een algemeen verhaal en later mogen we vragen stellen. Bijzonder om te horen dat er nog mensen zijn die op deze manier leven in de bergen, volkomen afhankelijk van de natuur. Ze hebben een hoofd, de Mamu, die heel veel bepaalt. B.v. wie met wie trouwt en wie later leider van een groep wordt.

De trek is behoorlijk pittig, wel iets meer dan een ‘little walk in the park’. De temperatuur ligt overdag rond de 30 graden en er is een hoge luchtvochtigheid. Dat maakt dat je de hele dag ontzettend veel zweet. De regen die iedere dag valt maakt het pad er ook niet beter op. Veel modderige stukken en regelmatig een pittige klim. We zijn gestart op 140 m en eindigen uiteindelijk in de stad op 1200 m. Er is tot nu toe maar 1 pad naar de stad dus iedereen loopt ook weer via datzelfde pad terug. Op de dag dat wij vertrekken is dat in totaal met 38 toeristen, met de gidsen, vertalers en koks erbij zijn dat in totaal zo’n 50 personen. In het hoogseizoen loopt dat op naar 200 toeristen per dag. Dan wordt het overal wel erg vol; op het pad maar ook in de kampen waar je verblijft. Tel daar ook nog 10 graden extra warmte bij op. Dat lijkt me niet echt comfortabel. Geef dan maar het regenseizoen. Wij hebben goed weer gehad. Het is bij die ene bui op dag 1 gebleven. De andere dagen ging het pas regenen toen we alweer in het kamp waren.

De eerste dag ging iedereen rond 20.00 uur slapen, de laatste dag was dat al om 19.00 uur. Het lopen begint dan zijn tol te eisen. ’s Nachts worden we regelmatig wakker gehouden door de geluiden vanuit de jungle. Er is altijd een rivier dichtbij en ook kikkers zijn meesters is irritante geluiden die veels mensen uit hun slaap houden. Moe maar voldoen komen we op dag 4 al rond de middag aan bij het eindpunt.

We hebben een gezellige groep met een mix aan leeftijden en interesses. Wel allemaal doorzetters. Nooit geklaag of gezeur gehoord, van niemand. Terwijl er toch echt wel wat ongemakken zijn geweest zoals blaren, pijnlijke knieën, eten wat verkeerd valt, zere voeten, vermoeidheid en veel muggenbeten. Ook dat heeft bijgedragen aan deze bijzondere ervaring in het noorden van Colombia. Al met al een vermoeiende maar super mooie tocht die zeker aan te raden is als je hier nog eens in de buurt bent. Doe hem dan wel in het regenseizoen.