We krijgen eerst uitgebreide uitleg van Linda wat je nodig hebt om een vuur te maken. Omdat het nu nog droog is beginnen we met het verzamelen van gras. We ‘plukken’ allemaal een grote bos en leggen die in een boom om te drogen. Het gras is nog redelijk nat van de regen van de afgelopen week. Dan is het tijd om kleine takjes te verzamelen. Tot nu toe verzamelden we altijd takjes die op de grond liggen maar dat is helemaal niet slim, leren we nu. Die takjes zijn altijd te nat. We zoeken naar takjes die in een boom hangen en als je daar op let dan zijn dat er genoeg. Losse takjes maar ook dode takjes in dennenbomen zijn prima geschikt. Als we de takkenbos even weg willen leggen dan mag dat ook niet op de natte grond maar zoeken we een plekje waar we het ‘in’ een boom kunnen leggen.
Tondel
Om een vuur te laten ontbranden heb je fijn materiaal nodig, dat heet tondel. Tondel kun je gemakkelijk in de natuur verzamelen. Berkenschors is verreweg het beste materiaal, vooral omdat je het ook kunt gebruiken als het nat is. We zoeken naar een omgevallen berk en snijden daar met een mes mooie vierkantjes uit. Linda heeft een doos vol materiaal wat als tondel kan dienen, waaronder katoen, pluis van lisdodde, sisaltouw, delen van een paddenstoel en nog veel meer. Om een goed vuur te krijgen leren we ook dat we hout in zeven verschillende diktes nodig hebben, van luciferdikte tot aan polsdikte. Als het polsdikke hout brand heb je een stabiel vuur.