Vietnam


Een fietsreis van zuid (Ho Chi Minh City) naar noord (Hanoi) Vietnam
van 18 oktober tot 24 november 2007.
1700 km met een uitstapje naar de eilanden van Halong Bay.

Vietnam
Klik op kaartje voor interactieve map

 17 oktober
Om de drukte op de weg te mijden gaan we een dag voor vertrek, met de fiets in de trein, naar Schiphol. In Nederland is het in 2007 niet echt meer te doen om in de ochtendspits om acht uur op Schiphol te zijn. We zouden anders om half zes vanuit Brabant moeten vertrekken. De trein op het station in Den Bosch komt vijf minuten te laat. Het begint dus al goed. Een uur en een kwartier later staan we op Schiphol. We hebben een kamer in het Etap hotel wat 5 km vanaf het vliegveld ligt. Als we het Schiphol gebouw uitstappen regent het. In ’t begin nog zachtjes, maar als we Schiphol net uit zijn en langs “Lang Parkeren” fietsen, komt het water met bakken uit de lucht. Ook waait het flink, wind tegen. We zijn tot op ons ondergoed nat als we aankomen in het hotel.

18 – 19 oktober
Badhoevedorp – Ho Chi Minh City

We fietsen terug naar Schiphol. Nu wel droog. Alleen onze sokken en schoenen zijn nog nat van gisteren. We vliegen met Malaysia Airlines. De fietsen doen we in een plastic hoes en die gaan op de band voor bagage met afwijkende afmetingen. Hopelijk komen ze heel aan?!? Inchecken verloopt voorspoedig. Als we net in het vliegtuig zitten krijgen we te horen dat het toestel een technische storing heeft, met twee uur vertraging tot gevolg. De aansluitingsvlucht in Kuala Lumpur naar Ho Chi Minh City kunnen we dus wel vergeten, we hebben twee uur om over te stappen. Na elf uur en vijftien minuten (45 min korter dan gepland) landen we in Maleisië. Daar worden we, tot onze verrassing, opgewacht door stewards van Malaysia Airlines die ons begeleiden naar het vliegtuig dat op ons en achttien andere medepassagiers heeft gewacht. Er wordt ons verzekerd dat de bagage ook mee gaat. In Ho Chi Minh City komen de fietsen echter niet uit het vliegtuig. Daar verzekert men ons weer dat de fietsen naar ons hotel gebracht zullen worden. We hebben echter nog geen specifiek hotel uitgekozen, dus pikken we er maar snel één uit het rijtje wat we in de Lonely Planet al hebben gelezen. We wisselen wat euro’s tegen Dong’s, de plaatselijke valuta. De taxichauffeurs vragen eerst 15 dollar voor een ritje naar de binnenstad. Met onze informatie zou het voor 75.000 dong (± 5 dollar) kunnen. Buiten het gebouw is er meteen een chauffeur gevonden die ons, voor dat bedrag naar Pham Ngu Hao (de backpackerswijk) brengt. Het is ongeveer 30 graden en heel erg vochtig, zweten dus. Onderweg krioelt het al meteen van de brommers en hoe verder we de stad in komen, des te drukker het is. Er rijden hier brommers met achterop vijf olietonnen, stellages met vissen of met vier personen erop. Hét vervoermiddel hier. De verhalen die we hebben gelezen over Vietnam, zien we nu met eigen ogen. Veel bestuurders van brommers en fietsen hebben een mondkapje op. We betalen de taxi en stappen uit. Het oversteken van de drukke weg lukt ons direct en we komen bij het Nga Hoang hotel, cq. Yellow House. Een kamer met airco kost 13 dollar (± 9 euro). Het lukt ons niet om hier wat vanaf te krijgen. Ook goed, maar onze ervaring is dat je de eerste dagen altijd wat extra wordt afgezet, dit is dus blijkbaar de werkelijke prijs. Op de kamer doen we eerst een dutje. We voelen toch de jetlag. Dan verkennen we de wijk wat en kopen wat toiletartikelen. Deze hebben we in verband met het gewicht van de bagage thuis gelaten. Voor 200.000 dong (€ 9) vullen we deze weer helemaal aan. We genieten meteen weer van het Aziatische straatbeeld. Met het fototoestel in de hand lopen we door de straten. Alles toetert en maakt lawaai. Iedereen roept je na en wil wat verkopen. Bij een klein Vietnamees eettentje (er staat een kooktoestelletje en achter een aantal plastic tuinstoeltjes en tafeltjes op kinderformaat) eten we onze lunch. Rijst met groente. Vlees durven we nog niet aan. Even aankijken wat de rest van de westerse mensen doen en wat wij dus ook kunnen eten. Toch weer even wennen met die stokjes. In een gezellig barretje, Edenbar, met bamboestoeltjes en tafeltjes drinken we ons eerste pilsje (0,64 l/25.000 dong €1,20). Elektriciteitskabels hangen tegen de huizen, het zijn er honderden bij elkaar gebonden. Waarschijnlijk hebben ze hier geen goedkeuringslabel voor stroom. De mensen lachen op straat, allerlei stalletjes met eten, lopende gaarkeukens; vrouwen met een bamboe lat op hun schouders waar als bij een weegschaal, twee manden aan hangen. De ene mand is gevuld met een gloeiende vuurpot en gevulde pan, de andere met ingrediënten. Schoenpoetsers die onze nubuckleren schoenen wel even willen poetsen. Vietnamese en Engelse teksten door elkaar op de muur. Tegen de avond zwelt het aantal brommers op de weg verder aan. Het krioelt. Op zich wordt er niet gevaarlijk gereden, iedereen eist gewoon zijn eigen ruimte op de weg op. Een auto is groter dan een brommer, dus de auto rijdt, onder luid getoeter, door. Ook met oversteken is voorspelbaar blijven lopen het belangrijkst. De anderen houden wel rekening met je. Heel anders dan in Nederland, waar je als voetganger beschermd bent. Zou je aan zo’n Vietnamees uit moeten leggen, wat zou hij lachen.

Het is echt genieten vanaf de zijkant. De drukte, een kruispunt lijkt een grote puinhoop. Alle brommers staan kriskras door elkaar, maar het lost zichzelf toch weer op. Fietsers, riksja’s, mensen die spullen of etenswaren willen verkopen. Iedereen begroet ons. Bij terugkomst in het hotel zijn onze fietsen gearriveerd. Op een verbogen bagagedrager na, zien we verder geen vervoersschade.

20 oktober 
Ho Chi Minh City

We lopen naar de Ben Tanh Market. Een hal helemaal vol met kleding, stoffen, groenten en fruit, sieraden, vlees etc. etc. Kleine gangetjes geven ons de toegang tot al die spullen. Verkopers vliegen op iedere potentiële koper af en vragen wat je zoekt, vertellen wat ze allemaal verkopen, dat het net iets voor ons is en dat ze zeker onze maat wel hebben. De keuze is reuze, maar we kopen niets. Het vooruitzicht om alles nog vijf weken in de fietstas mee te moeten nemen, weerhoudt ons daarvan. Later nemen we een autotaxi naar de Cholonwijk.

De auto gaat veel langzamer dan de brommers. De auto’s blijven links in het midden van de weg achter elkaar staan terwijl de brommers rechts voorbij scheuren. De brommers zijn ook volgeladen als auto’s, soms met honderden kilo’s staal. De auto’s zijn ook veruit in de minderheid en bezetten dus ook minder ruimte op de weg. Fietsers rijden hier tussendoor. In het hotel herstellen we de fietsen naar de staat waarin ze waren voor het vliegtuigvervoer. Banden oppompen, het stuur en handremmen weer op zijn plaats, de bagagedragers wat terugzetten. Klaar voor het vertrek van morgen. We waren van plan om ons met een taxi buiten de stad te laten brengen, maar het verkeer valt ons zoveel mee dat we besluiten gewoon op de fiets vanuit het hotel vertrekken.

21 oktober
Ho Chi Minh City- Dâu Giây 65 km

Na afscheid genomen te hebben van de eigenaresse van het hotel vertrekken we. Hoe zal het zijn in de drukte? We hebben het van de zijlijn wel gezien maar, kunnen wij ook op straat mee? We steken de straat over en stappen op de fiets. We gaan al meteen mee, “in de vaart der Vietnamezen”. De route hebben we van te voren goed uitgestippeld. Het is sowieso moeilijk om straatnamen te herkennen. Genietend van de drukte en van wat we te zien krijgen, fietsen we door de straten. Iedereen toetert om hun plek op straat te behouden en ruimte te krijgen in de meters vóór hen. Als grap bellen we soms ook met onze fietsbel, die amper in het straatgeluid te horen is. Brommerrijders in de buurt horen hem soms wel, wat ze met een lach beantwoorden. We fietsen veelal aan de bermkant van de weg. Lekker veilig. We schrikken ons echter “dood” wanneer we, voor de eerste keer óók rechts fietsers en brommers tegen komen. Ze kunnen de weg niet oversteken dus fietsen ze maar tegen het verkeer in. Link. Met het kaartje in de Lonely Planet komen we de stad wel uit.

Via een grotere straat, Dng Ugen Thi Minh Khai die weer overgaat naar de D xo Viet Nghe Tinh die op zijn beurt weer overgaat op de Quoc 13, om vervolgens net voor het spoor oostwaarts te draaien. Dan gaan we over op de kaart “Southern Vietnam” van “Reise Now How”. Een Duitse kaart met een schaal van 1:600.000. Die is voor het uitrijden van de stad eigenlijk wat te groot van schaal. Misschien hadden we een betere kaart van Ho Chi Minh City en omgeving moeten proberen te bemachtigen. We weten niet waar we precies zijn, maar met een kompas vinden we het toch vrij eenvoudig. Op de A1 blijft het druk en er is veel herrie. Sommige claxons van de bussen en vrachtwagens zijn zó hard dat we de controle op de fiets voor een fractie van een seconde kwijt zijn. Die toeters hier zijn niet te vergelijken met die in Nederland.

We lachen als we bedenken: als we hier zouden vertellen dat je in Nederland bijna niet mag toeteren. Als je hier een meter achter elkaar fietst kun je elkaar echt niet verstaan. We hebben een fluitje bij ons, om elkaar toch te kunnen bereiken voor als de één wil stoppen. In dit drukke verkeer werkt dit dus niet. Het is absoluut een leuke ervaring om te ontdekken hoe de Vietnamees zich voelt in het verkeer. Als de bebouwing wat minder wordt en we het gevoel hebben dat we Hanoi uit zijn, komen we bij een soort pretpark “Soui Tien”. Hier leggen we meteen maar even aan voor een stop. Weer verder zien we een paaltje met “Hanoi 1861 km”. Dat is nog een heel eind fietsen. Via Dong Hoa Biên Hóa met de rivier Dong Nai lijken we de bewoonde wereld eigenlijk steeds niet te verlaten. Naast de A1 is constant bebouwing wat in de dorpjes wat breder wordt. Ook hier nemen brommers de meeste plaats op de weg in. Het is warm, maar we hebben er geen last van. Naast de weg is overal bedrijvigheid. Naast drink- en eettentjes zijn er ook veel brommerwinkels, oud-ijzerhandels en tankstations om de scheurijzers van energie te voorzien. Echt hard rijden ze echter niet. Sommigen kunnen we op de fiets bijhouden. We krijgen ook veel respons van mensen op en naast de weg. De één glimlacht, de ander schreeuwt “Hello” of komt naast ons rijden om een praatje te maken. Weinigen snappen waarom wij zo snel kunnen fietsen. De fietsen in Vietnam (zonder versnelling) kunnen niet zo snel. Wij moeten volgens hen wel “very strong” zijn. Het leuke is wel dat we echt tussen de Vietnamezen zijn. In Dâu Grây, waar normaal fietsers die een reis met route beschrijving hebben geboekt, naar toe gebracht worden, eindigt onze eerste dag. Het dorp ziet er zeer verwaarloosd uit. Alles is grijs en roest bruin. We denken in dit dorp eigenlijk geen slaapplaats aan te treffen. Met ons Point-it boekje kunnen we een winkeleigenaar, door het aanwijzen van een bed, duidelijk maken dat we een slaapplaats zoeken. We krijgen begeleiding door een mannetje op, hoe kan het ook anders, een brommer en worden naar een motel geloodst. Ondanks de omgeving is het Motel Moi Lai met een kamer met airco, schoon en zeer verzorgd. dit verwacht je niet in zo’n dorp. Kosten: acht dollar.

22 oktober
Dao Giay – Ma Da Gui 80 km

’s Morgens proberen we in het dorp ons ontbijt bij elkaar te scharrelen. Altijd toch maar weer afwachten wat je in een niet toeristisch gebied kunt kopen. Drie keer per dag rijst hoeft van ons niet. We zien een stalletje met brood. De verkoper wil er ook meteen koud vlees op doen. Het brood kopen we, tonijn of banaan (veilige producten) zien we niet. Er is wel een winkeltje met yoghurt. In de schaduw van een boom ontbijten we staand. We verlaten de drukke A1 en draaien naar de NR 20 richting Dalat. Hier is het veel minder druk maar ook minder breed. In het midden is het wegdek wel goed, maar naar de zijkant zitten gaten in de weg en liggen er stenen. Verder is het wel goed te fietsen.

Soms is er zelfs een moment dat er geen auto’s of brommers in de buurt zijn. Dat is niet vaak en duurt niet langer dan 10 seconden. Rondom de dorpjes is het vaak weer wat drukker. Het claxonneren van vrachtwagens en bussen blijft. Soms schrikken we van de herrie. De arbo zou het in Nederland verbieden; zoveel geluid. In een tentje langs de weg drinken we groene thee. Met veel ijs wordt de ongekoelde frisdrank toch weer fris. Mensen lachen naar ons als ze ons langs zien komen en kinderen roepen “Hello”. Als we reageren zijn ze de koning te rijk en lachen ze met heel hun lichaam. Het is plezierig fietsen in Vietnam. In Ma Da Gui vinden we een winkeltje wat tonijn in blik verkoopt. In het guesthouse er tegenover nemen we onze intrek. Het is hier leuk en het ziet er minder aftands uit. Als we net op de kamer zijn (120.000 dong = € 5.25) breekt er noodweer uit. Water komt via het raam de kamer binnen gelopen en stalletjes waaien om. Onder ons knalt er een raam kapot en valt op het dak van de buurman. ‘s Avonds blijkt er ook nog kermis te zijn die we niet kunnen missen. Het geluid staat zo hard dat het het hele dorp overheerst. Er staan vooral veel goktentjes. Je zet in op een getal en er wordt aan een rad gedraaid. Is het jouw getal dan heb je prijs, een soort roulette dus. Elk kind zou echter het spel kunnen maken met wat papier, zo amateuristisch. Dus leuk.

23 oktober
Ma Da Gui – Di Linh 220 m-1010 m

Het wordt rustig op de weg. Eerst glooit de weg nog wat, maar dan mogen we pittig klimmen. We weten nog niet tot welke hoogte. Eerst naar Bao Loc op 850 meter, de hoogtemeter hebben we natuurlijk bij ons, en blijven op deze hoogte een tijd hangen. Tussen de dorpjes is er wel meer verkeer. Wat bij ons in een auto of kleine vrachtwagen vervoerd wordt, gaat hier op de brommer mee. Op zo’n brommer past o.a.: tot vijf medepassagiers (van horen zeggen zeven, maar dat hebben we zelf niet gezien), één groot varken of drie kleinere, balen met thee, bamboe stokken, afval, balen stro, 8 kratten bier, gasflessen, touw, stalen profielen, balken, grote spiegels (zonder verpakking), complete kasten, kruiwagens, fietsen, honderden kippen dertig ganzen en of eenden per brommer (levend) en verder alles wat maar ge- of verkocht kan worden zoals: bloemen, groenten, fruit en aardappelen maar dan wel in grote hoeveelheden.

Onderweg zien we ook thee plantages. Ondertussen zien we sinds Ho Chi Minh City geen toeristen meer. Ze zullen in de bus wel snel langs komen, maar in de dorpjes zien we ze niet. We klimmen verder naar 1000 meter. Onderweg is er van alles te zien. Huisjes, scholen. Veel mensen roepen Hello. We beantwoorden dit met een Hello en een hand. Later op de dag wordt dit moeilijker. Zij hoeven maar een keer te roepen, wij blijven bezig. In Di Linh zoeken we een hotelletje op, het wordt steeds goedkoper. Nu betalen we 100.000 dong (4,50 euro). Na een voor het eerst weer warme douche, kopen we ons ontbijt voor morgen op de lokale markt. Hier op deze hoogte is het ook minder heet en broeierig. We vervangen ons t-shirt voor een blouse met lange mouwen. De weg maakt met de brommers, auto’s en vrachtauto’s nog veel herrie. We liggen met ons hotel niet ver van de weg. We slapen met oordopjes. Rond een uur of vijf beginnen de gemeentelijke luidsprekers, die net naast ons bed lijken te staan muziek uit te schreeuwen. Zoals we gelezen hebben: om de plaatselijke bevolking te begeleiden bij de ochtendgym. Het sporten, joggen, wandelen, rekken en strekken.

24 oktober
Di Linh – Dalat 1010 m -1500 m

Met stralend weer worden we wakker. De gordijnen zijn hier zo dun dat je, met of zonder evenveel licht hebt. We ontbijten op onze kamer met brood, tonijn en yoghurt. We kopen een tros banaantjes voor onderweg. We smeren ons in met factor 30 tegen de zon. Het is rond de 30 graden, maar niet meer vochtig. Geleidelijk aan stijgen we verder. We komen steeds meer in een landbouwgebied, sla, tomaat, groenten, paprika. We zien koffieplantages. Naast de weg ligt koffie en rijst te drogen. We zien nog steeds geen toeristen. Er is steeds minder verkeer op de weg. De weg wordt steeds stiller. We horen van achter een vrachtwagen aankomen. Er is dan niets in de buurt. Toch gebruikt de chauffeur dan weer die claxon van 130 decibel. Want de chauffeur wil zeker weten dat hij vrije doorgang heeft. Het vehikel laat ook nog veel roet achter. Het is onderweg soms behoorlijk stoffig. Zeker als de weg minder goed is en er veel gaten in zitten. ‘s Middags nemen we de plaatselijke noodle soup, Pho. De “film” langs de weg blijft prachtig. In klein dorpjes, waar ze bijna niets hebben, is toch een internetcafé. Grotere, kleinere en hele kleine brommer showrooms, of met werkplaats.

De brommers worden ook zorgvuldig gewassen. Lassers in schamele hutjes die een complete stalen aanhangwagen aan het maken zijn, of oude gebruikte spullen herstellen. Onderweg blaft een hond ons agressief na. Jeannette gebruikt de Dazer om de hond op afstand te houden, Vincent spuit met de drinkfles wat de hond ook voldoende afschrikt. Langzaam klimmen we weer, eerst naar 1100 m. Om vervolgens naar Dalat en tot 1500 meter te klimmen. Hoe lekker het is zonder toeristen merken we pas weer als we in Dalat aankomen. Al voordat we in het centrum zijn komen de mannetjes al op ons af: “Were are you going, Were are you from, I know a good hotel, Do you have plans for tomorrow” en nog veel meer. Om gek van te worden. We waren het alweer een beetje verleerd in die vier dagen, ze zijn hier ook vasthoudender dan in Ho Chi Minh City. Bij aankomst is onze huid vuil van het stof. Een meisje langs de weg zegt dat ze een goed hotel voor ons heeft. We gaan kijken en verblijven in het Long Binh hotel. Één van de honderden hotels hier in Dalat. We spreken ook voor het eerst weer backpackers.

25 oktober
Dalat
Vandaag hebben we een rustdag in Dalat. Het plan was om een brommer te huren en de omgeving te verkennen. Helaas is er weer een tyfoon gesignaleerd die de kust bij Hoi An weer onder water heeft gezet en het hier al sinds gisteravond onophoudelijk laat regenen. Geen brommerweer dus en ook geen hoge toppen en watervallen voor ons. In plaats daarvan zitten we lang aan het ontbijt en kletsen wat met een reiziger uit Quebec en een familie, vader, moeder en twee meisjes van zeven, uit Zwitserland die een jaar onderweg zijn. We wisselen wat reisverhalen uit en overleggen wat te doen, omdat het in de hele regio voorlopig nog wel regent. We internetten wat en lopen daarna over de overdekte markt waar letterlijk alles te koop is. We drinken koffie in een café wat vol zit met Vietnamese mannen die thee drinken en de krant lezen. Die kopen ze van een krantenjongen die langs komt. Lunchen doen we op de markt, voor 4.000 dong (20 cent) kopen we een broodjes met warm vlees. Na de middag werken we onze website bij en beantwoorden we mails. Het regenen wordt niet minder. We lopen naar het Peace café om nog even wat te drinken en andere reizigers te ontmoeten. Het droogt niet hard. De was die anderhalve dag op onze kamer hangt is ’s avonds niet droog.

26 oktober
Dalat – Phan Rang

Iets na zevenen zitten we al op de fiets voor onze rit van 146 km naar het 1500 m lager gelegen Phan Rang. Het miezert wat. De eerste twee uur gaat het op en af met de weg, valt ons eigenlijk wel een beetje tegen, het is meer op dan af. Als we net afdalen komen we in Dran, daar gaan we van NR 20 naar NR 27. Meteen vanaf het begin hebben we twijfels of we wel goed zitten. Het duurt uiteindelijk elf km voordat we zeker weten dat we fout zitten. We zien dan op de kaart dat de NR 27 ook de andere kant op loopt. Het blijft opletten. We proberen met de bus terug te reizen, maar we mogen niet mee. De bushulp vindt het te veel moeite om de fietsen op het dak te krijgen voor tien km. Achteraf zijn we eerder terug in Dran dan de bus. Een lokale bus heeft veel stops, steeds moeten er niet alleen mensen in en uit maar ook groente, fruit of kippen. Terug in Dran blijkt ook de totaalafstand voor vandaag niet te kloppen. Onze kaart geeft 146 km aan, dat blijken er “maar” 110 te zijn. Met de 22 km fout gereden kilometers erbij is het dan toch nog een hele rit.

Na Dran begint met het serieuze afdalen ook de serieuze regen. Eigenlijk is het gewoon een grote hoosbui waar we doorheen rijden. Op straat gaat alles gewoon door, iedereen doet een regenponcho aan, die op iedere straathoek te koop zijn, en gaat door waar hij/zij mee bezig is. We hebben niet echt last van de regen, het is niet koud en het is weer eens wat anders. We genieten van de afdaling. Een mooie omgeving; groen bos met regelmatig een riviertje of waterval. Jammer dat we door de mist en de wolken geen uitzicht hebben. De asfaltweg is redelijk. We remmen veel om niet te hard te gaan in verband met de regen/gladheid en soms de gaten of hobbels in de weg. Net voor de lunch wordt het droog, het is dan nog ongeveer 50 km naar Phan Rang. Het wordt vlakker en we zien palmbomen en rijstvelden opdoemen in het landschap. Uiteindelijk komen we al voor vieren aan in Phan Rang en nemen een kamer in hotel Phung Hung voor 150.000 dong. ’s Avonds gaan we weer “duur” uit eten. Een luxe maaltijd van rijst, vlees, sla, groente, en nog een groente gevuld met gehakt. Dat alles inclusief drank koste ons 43.000 dong. Hier zijn weer luxe cafés met mooie stoelen en wordt de drank gekoeld geserveerd in een glas vol met ijs, ook het bier. In Vietnam krijg je in bijna elke hotel handdoeken, zeep, tandenborstels, tandpasta en een (gebruikte) kam. Met airco (haalt het vocht uit de lucht) op de kamer drogen de kleren hier sneller.

27 oktober
Phan Rang – Nha Trang

De langste weg in Vietnam is de A1. Die loopt van Ho Chi Minh City naar Hanoi. In Phan Rang komen we weer op deze A1. De weg is voor de fiets redelijk goed geasfalteerd. De auto’s en vrachtauto’s rijden ook hier in het midden. Het is niet te druk. Er rijden hier eigenlijk geen motoren, het verkeer rijdt op zijn top 70/80 km /uur. Brommers van 20 tot 60 km per uur. Het toeteren blijft het meest storen, vooral omdat het met zoveel lawaai gepaard gaat en vaak nutteloos is. Sommige chauffeurs willen ons alleen maar groeten of laten horen dat ze eraan komen. Dat we toch niet midden op de weg moeten fietsen. Ook hier komen we nog regelmatig rechts een brommer of fietser tegen. Zo nu en dan is de weg in reparatie. Voor 150 meter moeten we dan over een modderig pad waar we de vrachtwagens weer inhalen. Op sommige stukken is er serieuze spoorvorming in de weg. Als er water in het spoor ligt komt dit natuurlijk onze kant op. Er zijn weinig moderne vrachtwagens. Toeristenbussen zien er wel nieuwer uit. De lijnbussen lijken uit de jaren 50 te komen. Op de fiets heb je hier wel goede banden nodig. Er liggen veel scherpe steentjes. Onderweg regent het. Het natte zand wat op de weg ligt vervuilt onze fietsketting. Bij een benzinestation proberen we deze wat schoon te spuiten met water. Nadien smeren we de ketting weer in met meegebrachte ice wax. Op de A1 halen vrachtwagens elkaar in. Ze rijden soms tot drie dik elkaar voor bij, en toeteren maar. Ze hebben dan de hele weg nodig, ook die van het tegemoet komende verkeer. Naast de A1 zijn er minder winkeltjes, werkplaatsen en stalletjes. Er is dan ook minder te zien als op weg naar Dalat. Er zijn hier wel rijstvelden en soms zien we de zee.

We blijven in aftandse tentjes onze lunch gebruiken. Zo ook vandaag. Het vrouwtje lijkt eigenlijk niet haar stoel uit te willen komen. Eenmaal er uit, krijgen we lekkere soep met mie, rundvlees, groenten, taugé, lente ui en allerlei lekkere kruiden in een Vietnamese bouillon. Het smaakt en vult goed. Nha Trang is weer meer toeristisch. Hier hebben ze een echte toeristenwijk met hotels, winkels en eet- en drink gelegenheden. In een café is rustige Engelstalige luistermuziek te horen. De kerst komt ook hier al in de stad. Veel kleine lampjes en gekleurde verlichting. Wel een rare gewaarwording als het zo warm is.

28 oktober
Nha Trang

Vandaag een rustdag. We verkennen de stad Nha Trang. Een veertien meter hoge Boeddha. Hier laten we ons toch weer afzetten. We krijgen een rondleiding van iemand die zegt geen gids te zijn. Als we wat ansichtkaartjes zouden willen kopen is dat voldoende. De jongen vertelt in goed Engels dan een verhaal dat de monniken hem Engels leren en dat hij voor hen iets terug wil doen om de kaarten te verkopen. Hij weet aardig te vertellen. Het is ook een leuke rondleiding van een uur. Nadien vraagt hij echter 200.000 dong (€ 9) voor de kaarten en ondersteuning van de monniken. We vinden het erg veel voor hier, maar we betalen maar. Later hebben we toch het gevoel beetgenomen te zijn. Nadien bezoeken we de Chamtorens en fietsen lekker langs het strand. Ze hebben hier kleine ronde bootjes waarmee ze de zee op gaan. Naar de grotere boot toe of om te vissen. In het Cyclocafé drinken we ’s middags wat. Een boekenverkoper komt met een open doos met boeken van zijn brommer en laat ze ons zien. Als we beter kijken zijn het allemaal goede kopieën. We kopen een Phrasebook om de taal wat beter te begrijpen of een regel te kunnen vertalen. Hij vraag een westerse prijs. Voor een paar dollar zijn we echter eigenaar. Het eetcafé bevalt goed en is zo gezellig dat we er ’s avonds ook gaan eten.

29 oktober
Nha Trang – Tuy Hoa 125 km

Medewerkers van het hotel hebben veel belangstelling voor de fietsen. Ze bekijken vooral het voorwiel met de lowriders, dat vinden ze interessant. Een jongen wil zelfs wel een stukje fietsen. Het zadel staat natuurlijk veel te hoog, maar hij kan wel een rondje rijden. Dan fietsen we Nha Trang uit. We krijgen meteen een klimmetje om goed wakker te worden. Zo komen we weer terug op de A1. De weg loopt hier naast het spoor. Het is maar een enkelspoor en de trein gaat beide kanten op. Geen wonder dat deze er zo lang over doet. Gemiddeld haalt de trein 50 km/uur. Zo nu en dan zien we een goederentrein op het spoor. We fietsen tussen de rijstvelden. Later op de dag begint het harder te waaien.

Na de lunch hebben we eerst een klim naar 170 meter, we vinden dit beter dan de wind die nadien aanzwelt tot windkracht 5 of 6. Pal van voren, soms gaan we maar 12 km/uur, niet echt hard dus! Vooral op de open stukken is het afzien. In deze tijd van het jaar (herfst) waait de wind hier vaak van noord naar zuid. In de dorpjes kunnen we even op adem komen, daar blijft de wind soms wat achter de huizen. We zijn blij als we na negen en een half uur eindelijk in Tuy Hoa aankomen. Na een douche genomen te hebben is het al donker.

In het hotel zelf eten we com (rijst) bo (rundvlees). Er zijn verder geen gasten. Ze bereiden alleen voor ons en zichzelf een maaltijd. Nadien gaat het licht in de keuken ook weer uit en gaan ze zelf ook eten. Door de zware tocht is onze honger door de maaltijd echter nog niet gestild. We willen hen niet storen bij de maaltijd dus bestellen we maar geen toetjes meer hier. Een straatje verderop wordt op het trottoir banaan met een laagje deeg in olie gebakken. Dit als toetje genomen. Met de straatverlichting geeft het een gezellig beeld. Ook de plaatselijke bevolking schuift hier aan de kleine tafeltjes met kunststof kinderstoeltjes aan. De airco op de kamer en omgeving maken zoveel herrie dat we oordopjes nodig hebben om in slaap te komen. Hopelijk zijn we dan nog wel op tijd wakker voor de wekker.

30 oktober
Tuy Hoa – Quy Nhon

Als we het stadje verlaten hebben we de tred er goed in zitten. Tijdens het eerste uur fietsen we 22 km. Met de zee in zicht en weer langs de spoorlijn vervolgen we de route naar het noorden. Zonnetje in de rug door bossen en dorpjes. Witte stranden, de golven van de zee geven witte koppen. Vissersbootjes liggen in de zee. Ronde bootjes, die op schalen lijken, gebruiken ze om naar de boot tot te roeien. Bij Vingh Cuu Phu verlaten we de A1 voor de D1. Een rustig glooiend weggetje op een schiereilandje vlak langs de zee. Nog een laatste klim naar Quy Nhon, een echte badplaats, veel strand en hotels. Buitenlandse toeristen zien we hier niet veel, wel lokale. We logeren bij het bekende “Barbara’s”. De naam van de Nieuw-Zeelandse eigenaresse die het hotel hier runt. Een gezellig en ontspannen onderkomen. De Loneley Planet omschrijft dat ze veel informatie heeft om te reizen. Ze komt uit eigen beweging met de tip om met de bus de andere hoofdweg, de Ho Chi Minh trail te gaan opzoeken, en daar in de bergen een aantal dagen te gaan fietsen. Dit ondersteund ze met een print van een mail van een fietser uit Engeland die nog meer details geeft over de route en de overnachtingsmogelijkheden. Daar zou ook minder wind en minder regen zijn in deze tijd van het jaar. Van neerslag hebben we naar ons gevoel nog niet heel veel last van gehad, maar het blijft wel steeds dreigen. De luchten zijn vaak bewolkt. Het weerbericht op internet bevestigd dit. In de praktijk regent het minder dan wordt aangegeven. En ook goed om het binnenland hier eens te proeven. De bus vertrekt echter al heel vroeg, om zes uur. Daarom besluiten we om even op adem te komen en een dagje hier in deze badplaats te blijven. We hebben een luxe hotelkamer met balkon en uitzicht op zee. Vissersboten liggen ’s avonds voor de kust. Met zeegeruis op de achtergrond slapen we in.

31 oktober
Rustdag in Quy Nhon

Als we wakker worden zijn de vissers al uitgevaren, een zachte bries waait het land op. Na een westers ontbijt gaan we per fiets de stad verkennen. Dat is wel makkelijk, een eigen vervoermiddel. Mensen kijken op als we met onze moderne fiets door de stad banjeren. We zijn al zo gewend aan het soms drukke verkeer dat we er zelf niet veel mer van merken. We kunnen overal rond kijken en toch goed op straat blijven.

Iedereen houdt rekening met iedereen. Op een kruispunt kijk je al fietsend of je over kunt steken. Is iemand anders later dan ga je eerst. We zoeken het busstation op om te horen of er morgen wel een bus gaat. Eerst gaat er wel één maar dat is een minibus en daar kunnen onze fietsen niet mee. Later blijkt het toch te kunnen. De bus zal volgens de informatie van de medewerker om zes uur vertrekken, Barbara denkt om kwart voor zes. We bezoeken een markt en de Chamtowers Thap Doi. Ook in zo’n stad blijft alles zeer primitief, bruin en grijs. Onze voor hier bijzondere fietsen stallen we recht voor een bank, waar toch altijd een bewaker is en zetten ze voor wat extra veiligheid vast aan een uithangbord. Als we weg lopen, komen de eerste nieuwsgierigen meteen kijken naar onze ijzeren paarden. We maken een wandeling over de markt (Cho), waar iedereen op de grond zit en de spullen in schalen om zich heen heeft gestald. In een park, aan zee, lezen we in ons boek. Ondertussen kijken we soms wat rond. Jongens komen hier samen, klimmen in de wel acht meter hoge palmbomen en gooien de kokosnoten naar beneden om ze vervolgens leeg te drinken en het vlees op te eten. Als de zon onder gaat, zitten veel mensen op het trottoir richting de zee. Stalletjes tussen de stoelen door verzorgen de inwendige mens. ’s Avonds eten we in een wat chique Vietnamees restaurant (geen stalletje dus). We kunnen de kaart niet lezen en het phrasebook biedt ook niet direct uitkomst. We wijzen iets van kip (Ga) en iets van rund (Bo) en iets onbekends (wat later kleine inktvisjes blijken te zijn) aan. Het is pittig gekruid, de tranen staan in onze ogen. We eten natuurlijk zoals de hele reis veelal met stokjes (rechts) en lepel (links), afgekeken van de Vietnamezen.

1 november
Quy Nhon – Kontum

We hebben alle alarmen gezet om om kwart voor vijf wakker te worden. Als we buiten komen zien we al veel mensen joggen en wandelen. Ook staan de gemeentelijke luidsprekers, ditmaal minder overheersend, weer aan om dit met muziek te begeleiden. Het regent als de fietsen de bus op gaan. Een mannetje legt ze voorzichtig bovenop elkaar. Maar hopen dat het goed gaat. Gelukkig zijn we op tijd vertrokken vanuit ons hostel. De bus blijkt toch om kwart voor zes te vertrekken. Onderweg wordt er van alles in de bus geladen, mensen, maar ook kippen, ijzer, groenten en later zelfs een complete versnellingsbak van een vrachtwagen. Een mannetje regelt het in- en uitladen een ander mannetje het geld.

We mogen eerst samen 200.000 dong (€ 9) betalen. Dit weigeren we, volgens de Loneley Planet zou het 120.000 (€ 5,25) zijn. De fietsen op het dak, wijst het mannetje van het geld. Later komen we uit op 160.000 Dong (€ 7). Ze laden echter van alles in maar niemand hoeft meer dan 50 of 60.000 te betalen. Soms regent het stevig maar iedereen komt toch lachend de bus in. De nattigheid droogt weer snel op. De weg naar Quy Nhon is ook wel te fietsen. We zijn met de bus via Binh Dinh naar AnKhe bij Xom Moi van weg 19 af om de 670 naar weg nummer 14 tot in Kontum. Hoogteverschillen: 1575 gestegen, 1055 gedaald (informatie van onze hoogte meter), afstand 210 km. Eerst is het vlak, dan volgt een klim naar 400 m waar je een tijd blijft hangen. Verder stijgen naar 710 meter dan dalen en stijgen naar 750 meter om vervolgens uit te komen op 525 meter. Het is een ontspannen busritje. Soms dutten we wat in dan lezen we of kijken we naar buiten. Zoiets verveelt ons niet. In Kontum gaan alle spullen weer uit de bus en de fietsen van het dak.

We zoeken het aanbevolen Family hotel op. In “Eva café” (een soort hilltribe village op zich) is het prettig bijkomen van de vermoeienissen. Het is er heel relaxed zitten met een piano muziekje op de achtergrond. De vogeltjes die in aparte vogelkooitjes zitten fluiten harder als de muziek ook harder gaat. We krijgen een beetje het rustgevende Pokhara gevoel van toen we in Nepal waren.

Kinderen spelen in een sloot

2 november
Kontum – Dak To 45 km
We slapen tot we wakker zijn. In deze contreien is dat ongeveer tot zeven uur, half acht. Dan is er al overal geluid en het licht schijnt dan al een paar uur binnen. Het ontbijt wat we bij de hotelkamer bedongen hebben mogen we gebruiken in de tuin van het hotel, die we nog niet gezien hadden. Dit is ook een hilltribe plek (hutjes, tafels, banken en stoelen van hout zoals ze ze in de bergen maken en gebruiken) en ziet er mooi uit. De 45 km van Kontum naar Dak To is mooi fietsen. Wat stijgen en dalen. Meer authentieke bewoners van Vietnam krijgen we hier te zien (Kontum heeft 635 verschillende hilltribe dorpjes). De huisjes zijn pover en vaak klein. Mensen zijn vaak rondom huis te vinden. Kinderen roepen weer “Hello”, langs de weg lopen de kinderen samen met hun broertje of zusje en vaak een hondje. Er wordt veel koffie geteeld (Vietnam is na Brazilië het grootste land van de wereld qua koffie export) en koffiebonen worden gedroogd op een erf voor het huis. Voor we het weten zijn we in Dak To. We kunnen nog verder fietsen maar we zoeken het door de Engelse jongen beschreven hotel (Cua Hang Thoung Mai Dak To, adres: Hung Vuong 11) op. Het enige hotel wat er is. ’s Middags hebben we dan alle tijd om in het postkantoor het dagboek en de foto’s op internet bij te werken. De verbinding is wel bijzonder traag. Soms valt deze ook weg. Niet prettig als we net een heel verhaal voor de website hebben getypt maar nog niet hebben kunnen opslaan. In een winkel, wat verderop, kopen we een USB stick om dit in het vervolg te ondervangen.

3 november
Dak To – Dak Glei 710 m 77 km

We fietsen het dorpje uit, een kleiner weggetje in. We weten na 1 kilometer dat we eigenlijk een andere weg moeten hebben, maar fietsen toch gewoon door omdat na ± 20 km deze weer op onze route zal uitkomen. Na 2 km staan politieagenten op de weg en is het leger aanwezig. Ze schudden hun hoofden, dat we er niet door kunnen en zeggen “landslide”. Er zijn landverschuivingen geweest en een gedeelte van de weg is dus bedolven onder de modder. Dus toch over de “14”. Onderweg vragen we aan een oud mannetje of we wel op de goede weg rijden naar Pleikan. De voorover gebogen man wijst naar de weg en knikt met zijn hoofd. De heuveltjes zijn vandaag wat hoger dan gisteren. We komen mensen te voet tegen, waaraan we kunnen zien dat ze niet elke dag douchen. De kleding die ze dragen wordt waarschijnlijk weken niet of zelfs nooit gewassen. De weg blijkt goed. In Pleikan draaien we richting het noorden, een tweebaans, goed onderhouden, asfaltweg. Er is hier minder verkeer. Kinderen spelen naast de weg, vaak alleen met een T-shirt aan.

Oude mannetjes en vrouwtjes vormen samen met oude, vaak houten en soms lemen huisjes, een vorige vroeg 20ste eeuw decor. We zitten niet ver van de grens met Laos. Soms maar 5 of 10 km. Mensen geven gemakkelijk toestemming om een foto te maken. Ze blijven er vaak zelfs voor staan. Telkens als we hello horen, roepen we al automatisch Hello er achteraan. De Duitse kaart bevalt goed. Deze is watervast en scheurt niet.

De dorpjes doen steeds authentieker aan totdat we in Dak Glei zijn. Hier zijn geen hotels, maar we zoeken een guesthouse op. Eigenaren of beheerders van de Vietnamese hotels en restaurants kijken allemaal tv. Het geluid staat dan vaak zo hard dat we het in onze hotelkamer kunnen horen. ’s Avonds en ’s morgens hebben we in verschillende hotels gevraagd of het wat zachter kan. De lakens zijn soms schoon. Ook regelmatig gewoon vies. Vooral in de mindere hotels of guesthouses zoals hier in Dak Glei. Het is ook het minst zuivere hotel wat we gehad hebben. We gebruiken dan onze eigen kussenslopen en lakenzakken. Bij aankomst wordt ook nu weer gevraagd naar “Plaspot”, “Plaspot”, “Plaspot”. We begrijpen er niets van maar ze willen dan ons paspoort om in te checken. Deze worden ook ingenomen totdat we betaald hebben en weer vertrekken. Een hotelkamer kost hier 110.000 dong. We bekijken de plannen nog maar eens. We willen in Hoi An 300 km met een bus naar het noorden reizen om zo dagen over te houden en het betere weer tegemoet te gaan.

4 november
Dak Glei – Kham Duc (of Phuc Son) 400 m, 58 km

Vandaag moet volgens de beschrijving van de Engelse jongen een zware, maar mooie dag worden. We weten niet hoeveel we moeten klimmen maar wel dat het 20 km lang zal zijn. Na een ontbijt van tonijn in blik en een of andere cracker wagen we ons toch maar het natte weer in. Even wat klimmen, meteen weer afdalen, dat valt mee. We hebben geen jas of poncho aan, met het klimmen worden we toch nat. Is het niet van de regen dan is het wel van het zweet. Door de hoge temperatuur voelt het niet koud aan. De klim gaat van 710 meter tot 1015 meter op 12 km. Dan een afdaling van 3 km naar 850 m om weer te klimmen naar 1070 meter op 20 km. Er is bijna geen verkeer op weg nr. 14 , soms een verdwaalde brommer. Mensen naast de weg kijken raar op als ze ons zien ploeteren in de regen. Soms blijft de blik verbaasd, vaak gaat die over in een lach. We blijven er zelf de lol wel van in zien. De bus die even geleden langs kwam, staat verderop stil op de weg. Wat is er aan de hand. We fietsen voorbij en zien even later een vrachtwagen staan in de modder van een landslide (modderlawine die over de weg is gespoeld). Wij kunnen wel voorbij, maar moeten wel door een dikke laag modder en slijk. Nadien moeten we de fietsen reinigen, omdat de modder de bewegende delen van de fiets, en vooral de remmen, belemmeren. We gebruiken water uit de goot naast de weg, dus geen probleem. De bidons gebruiken we om de fiets op moeilijk bereikbare delen schoon te spuiten. In de afdaling hoeven we niet te fietsen en krijgen het koud. Het blijf regenen. Er is geen huisje met afdak om een droog shirt en een jas aan te trekken. Zo nu en dan ligt er nog een landslide maar minder dan dat we gehad hebben. Later zijn er wel meer huisjes. Vaak van hout of van leem. Net voor Kham Duc zien we weer wat meer verkeer op de weg. We zijn blij als we er net voor de lunch een droog en schoon hotel kunnen binnen stappen. De rest van de dag blijft het regenen.

5 november
Kham Duc (of Phuc Son) – Danang, 133 km

Een zevental km nog over de 14, dan wegnummer 14c (geel weggetje op de kaart) De weg is inderdaad veel smaller en er ligt meteen modder op de weg wat de berg afgelopen komt. Het is zoeken waar we kunnen fietsen. Er zijn overal gaten en er zijn wegwerkzaamheden. Op een gegeven moment ligt er de weg eigenlijk niet meer. Het fietsen gaat door de modder ook heel langzaam. We hebben moeite om niet om te vallen. Soms is de weg wat harder en dan weer een complete modderpoel. Als dit zo 90 km moet, dan zal het nog een moeilijke dag worden, zo denken we. Na een paar km liggen de bergen wat verder van de weg. Er zijn dan ook minder landslides. Dan is het lekker fietsen, soms wat omhoog dan weer dalen. De brommers die hier rijden toeteren niet. Sommige mensen langs de weg roepen “hee”, of ze ons al jaren kennen. We roepen dezelfde “oude jongens, krentenbrood” kreet terug. Het binnenland hier blijft mooi, boeren ploegen hun rijstvelden met een waterbuffel en eenscharige ploeg. Oude vrouwtjes en mannetjes lopen met regenponcho aan. Onderweg komen we soms ook honden tegen. De meesten lopen rond in dorpjes en zijn vooral schichtig, lopen vaak bij de fiets vandaan. Bang dat we ze iets aandoen. Een paar keer maken we mee dat honden ons nablaffen. Ondanks de regen word er nog midden op straat geslachte kip verkocht.

Onderweg zien we enorme rivieren, 50-60 meter breed. Het water gutst en kolkt er doorheen. We zien ook nog een vrachtwagen een fietser van de weg afrijden. Gelukkig loopt het goed af. Terug op de A1 raast het verkeer weer langs. Vrachtwagens proberen elkaar van de weg af te drukken. Toch mooi, dat uitstapje in de bergen. Het wordt al flink drukker als we de stad Danang in fietsen. We zien, door het fietsen, zoveel van het land dat we in de steden en dorpen die we aan doen niet echt de highlights hoeven te bezichtigen.

Waterbuffel met ploeg

6 november
Danang – Dong Hoi

Om het regenseizoen in het midden van Vietnam wat te ontlopen hadden we van te voren bedacht om dit gedeelte niet te fietsen maar met de trein te reizen. De bus is echter goed bevallen. We besluiten hier om 300 km richting het noorden te reizen. Op het busstation weten ze wel een leuk prijsje voor ons om naar Dong Hoi te kunnen (30 dollar of te wel 480.000 dong). De normale prijs, zo lezen we in de Lonely Planet, is 116.000 dong (€ 5) voor twee personen. Wij gaan natuurlijk geen 600% betalen omdat we toerist zijn. Onderhandelingen over en weer. De fiets zou niet op, maar in de bus moeten. Ze willen ons echter de bus niet wijzen of laten zien. Ze proberen moeilijk te doen en niet te horen als we iets vragen. Met de fietsen in de bus komen we uit op 250.000 dong. Nu laten ze ons de bus wel zien en blijkt het een gewone bus te zijn waar de fietsen boven op gaan. Dit is niet afgesproken, dus we betalen de afgesproken prijs ook niet. Dit laten we blijken, maar ze laden de fietsen wel op het dak. In de bus wil het geldmeneertje meteen vangen. We willen eerst 120.000 voor twee personen betalen. Hier zijn ze het niet mee eens. Ze geven het geld terug. Prima. Wij blijven zitten. De bus vertrekt bijna. Zij stug, wij ook. We hopen wel dat ze de fietsen laten liggen. Uiteindelijk komen we 170.000 dong overeen: 50.000 dong extra voor de fietsen. Prima, even goede vrienden, maar ze proberen het dus wel. Je moet blijven afdingen. Eerst rijdt de buschauffeur nog een uur rond door de stad om mensen mee te nemen.

Voor in de bus wordt een heilig beeld met wierook en bloemen vereerd. Dit zou moeten voorkomen dat we een ongeluk krijgen, maar de chauffeur rijdt als een gek. Zeker over de A1. Als er maar iemand naast de weg staat die mogelijk mee gaat toetert hij en remt al half af. In Ky Anh stappen we de bus weer uit en zoeken een hotel op. Niet veel later lopen we over de lokale markt. Onze huid is in de afgelopen weken bruin geworden. De blonde haren op de armen van Vincent valt een marktbezoeker op en begint er, zonder het te vragen, aan te voelen. Vietnamezen zijn sowieso meer lichamelijk in gesteld. Jongens lopen gearmd over straat. Wat ons in Vietnam ook opvalt is dat: als ze een koopwaar niet hebben of een bod van ons niet accepteren dan steken ze één hand of beide met de vingers omhoog en draaien (wikken) dan vanuit de pols. Een teken dat we in de westerse wereld gebruiken als we iets niet weten.

7 november
Dong Hoi – Ky Anh, 113 km

Vietnam is het land van de herrie, van het eindeloos hello roepen en het land van de lach. Zeker als je per fiets reist. We gaan vanmorgen proberen de drukkere A1 te mijden en een kleiner weggetje te nemen. Op de kaart kiezen we een geel gekleurde en nog een stukje van een witte weg op de kaart. Bij Hoan Lao gaan we van de rode A1 af. Een leuk rustig weggetje met naast de weg allerlei landbouwactiviteiten. Net voor het spoor willen we dan een witte weg gaan volgen. Deze bestaat eerst uit steenslag die over gaat in een van rode aarde gemaakte harde zandweg. Het weggetje gaat richting het noorden en zou ons een stuk verder weer op de A1 moeten brengen maar wordt steeds smaller, meer begroeiing op de weg. In de verte zien we ook een berg waar we overheen zouden moeten. Maar met zo’n weg? Het lijkt dood te lopen. We komen bij een huis met een paar agressieve honden. De weg lijkt daar inderdaad op te houden. Dus toch maar een ander weggetje terug naar de A1 fietsen om na 18 km fietsen, 6 km verder op de A1 weer uit te komen. Op dit zandweggetje staan mensen ons soms gewoon uit te lachen. Dit lijken ze nog nooit gezien te hebben. Sommige jongens worden baldadig en fietsen achter ons aan. Meisjes roepen bedeesd Hello en lachen als we iets terug zeggen. Op de kaart kunnen we de aangegeven dorpjes niet herkennen. Ze worden anders geschreven of niet aangegeven. Op de A1 is het regelmatig rustig, bussen toeteren waarmee ze lijken te bedoelen: “Stop toch met fietsen, kom bij ons in de bus.” Onderweg zien we regelmatig de zee. In Ky Anh zoeken we een hotel op. De stroom blijkt te zijn uitgevallen in het stadje maar met een zaklamp redden we ons wel in de donkere kamer. Gelukkig is in het waterboilertje nog wel wat warm water. Het koelt hier ‘s avonds ook al veel meer af. Het stroomnet is verder wel stabiel in Vietnam. ‘s Avonds is er ook weer gewoon stroom.

8 november
Ky Anh – Vinh, 106 km
De route van de afgelopen dagen maar ook voor de komende dagen is simpel. We volgen nog steeds highway 1 richting Hanoi in het noorden. Alhoewel het wel meevalt blijven we toch wel wat last houden van de constante noordenwind die hier in de herfst waait. Positiever is dat de zon iedere dag wat langer schijnt en aan kracht toeneemt. Tijdens het eerste deel hebben we veel last van de wind, het laatste stuk kunnen we schuilen achter een berg. We hebben nu al zin om in de zon te liggen op het Cat Ba eiland in de Halong baai. Hoe verder naar het noorden, hoe rustiger de highway wordt. We zien hier ook steeds meer lokale fietsers, net zo vol gepakt als in het zuiden de brommers. Vaak zijn het vrouwen die de zware last vervoeren. Soms lopen ze naast de fiets omdat b.v. drie grote zakken rijst te zwaar zijn om mee te fietsen. Wie zien een brommer met drie vet gemeste varkens erop vast gebonden. Ja, het kan. De brommer is te snel om een foto te kunnen maken. Peper en knoflook op de markt. Wel jammer. In plaats van de typerende Vietnamese spitse rieten hoofddeksels zien we hier meer groene tropenhelmen. Het dialect schijnt hier ook anders te zijn. We hadden net geleerd hoe we pho (noodlesoup) en com (rijst) uit moeten spreken om het juiste gerecht te krijgen. Hier verstaan ze ons weer helemaal niet. Op elk uithangbord staat wat er verkocht wordt. Door het aan te wijzen krijgen we toch wat we willen hebben. Vinh is een grote, drukke en weinig zeggende stad. Maar wel precies wat Vietnam, Vietnam maakt. We vinden een leuk en, onder de lokale bevolking, populair café in de hoofdstraat. Er is ook veel bebouwing en dus activiteit. In Vinh is een grote en leuke markt met heel veel stalletjes. Ook hier geen toerist te zien. De fietsketting laten we smeren met olie. Onze icewax is op. Telkens als het geregend had begon de ketting nadien geluid te maken. De olie blijft goed zitten. ‘s Avonds eten we in een klein restaurantje wat veel op een “open hok” of ingevallen schuur lijkt, met houten tafeltjes en bankjes. Op de uithangborden zien we weer wat ze verkopen. Pho, Com of Ghau (rijstesoep). Als ze het er niet bij hebben staan dan verkopen ze het ook niet. We eten heerlijk in het lokale tentje. Een menu met groenten, vlees, vis en rijst betalen we 10.000 dong (45 eurocent) p.p. De maaltijd heeft veel smaak.

9 november
Vinh – Tinh Gao, 108 km

Richting het noorden lijkt de bevolking toch wat armer te zijn. Op de weg rijden weinig gewone auto’s. Het zijn vrachtwagens, bussen en grote personen auto’s (SUV). In deze omgeving zijn ook veel lokale fietsers. Doordat er weinig wind is rijden we ± 21 km/uur. Het Hello wordt hier ook soms meer een geschreeuw van Heeeuuhe. De mensen dragen hier veel meer kleding. Het is net boven de 25 graden. Toch hebben mensen al een jas en soms ook handschoenen aan. Hier fietsen we dan in onze korte broek en t-shirt met korte mouwen. Dorpjes rijgen zich aan elkaar. De kaart blijft hier telkens andere namen aangeven dan dat er op de borden staat. Alleen de grotere stadjes kloppen nog wel. De honden langs de weg laten ons goed met rust. We moeten hier soms wel beter opletten. Brommers schieten vlak voor ons de weg op en stoppen dan net of snijden ons af zodat we uit moeten wijken.

Ook fietsers letten niet echt op en wijken abrupt uit of stoppen. ‘s Middags nuttigen we weer een heerlijke voedzame Pho. Nadien proberen we weer een “wit” weggetje op te zoeken. We hebben nu wat meer tijd en hopelijk kunnen we een hotel aan zee nemen. Eerst is de weg breed richting Son Island, we moeten echter een klein weggetje in, richting Ngoc Duong. Dit weggetje loopt door het dorp. Het bestaat uit keien en is wat moeilijker fietsbaar (met andere woorden: we trillen zowat van onze fiets af). Later gaat het over in een wat beter zandpad. In Sung Man blijkt er geen weg over de rivier te zijn.

De bevolking komt ons bekijken. Wel raar voor de mensen hier: twee van die fietsers in oud vissersdorpje. De mensen proberen door te roepen ook hier onze aandacht te trekken. Er blijkt wel een pontje te zijn. Leuk zo’n oud vissersdorpje. Auto’s kunnen bijna niet door het straatje. Over de rivier staan toch twee vrachtwagens tegenover elkaar en moet de één terug, maar waarheen? De omgeving is erg fotogeniek. Vrouwtjes wassen krabben in het water, mooie oude bootjes, scheepjes. Een oud vrouwtje wat hout aan het kluiven is. Gelukkig vinden we door de grootste weg aan te houden het dorpje Tinh Gia. Hier zien we meteen een mooi hotel. In het dorpje vinden we op een hoek van het straatje een terras met een tafeltje en vier (voor ons) kinderstoeltjes. De strijkende zon geeft ons ook hier de mogelijkheid om mensen te spotten en mooie foto’s te maken. Net als in bijna alle grotere steden van Vietnam hebben ze ook hier een ATM. De batterij van onze camera (Canon EOS 400D) hoeven we maar één keer per week op te laden. ’s Avonds bekijken we de foto’s op een computer en verwijderen de minder mooie foto’s. 

10 november
Tinh Gao – Ninh Binh, 104 km

Hoe ziet een dagje fietsen er bij ons uit?
Als we ver willen fietsen dan zetten we de wekker. Anders is dat niet nodig. Het zonlicht en het geluid van buiten wekt ons dan wel. Na wat wassen en aankleden, halen we de kleding die we te drogen hebben hangen in de kamer, van de waslijn. Ontbijten. Vaak op de hotelkamer brood met tonijn uit blik. Bagage op de fiets, hotel betalen en niet vergeten de sleutels in te leveren en onze paspoorten mee te nemen. Dan de route hervatten, soms ook terugzoeken. Afhankelijk van de zwaarte van de route, stoppen we elk uur even. Halverwege de ochtend drinken we groene thee uit een flesje bij een drinkstalletje onderweg. Gekoeld met een glas vol met ijs of uit de koelkast. Rond lunchtijd, ± 12.30 uur, zoeken we een onderkomen waar pho op het uithangbord staat. Pho is een noodlesoup (van rijstmie) met groenten, vlees en kruiden. Het is binnen een paar minuten klaar, als ze het water heet hebben (en dat hebben ze eigenlijk altijd in die tentjes). Ook krijg je er sla en kruiden op een schaaltje bij. De spicy pepersaus kunnen we er naar believen aan toevoegen. Meestal kost dit 10 of 15.000 dong voor twee personen. Vandaag probeerden ze 25.000 dong per persoon te laten betalen. Dit betalen we niet en zeggen dat ze ons aan het oplichten zijn. We leggen 30.000 neer, wat ze ook goed accepteren en zwaaien vriendelijk gedag. Onderweg is er van alles te zien. Veel mensen roepen dus blijven wij ook maar terugroepen. Niet zo zeer adequaat reagerend, maar gewoon wat roepen of herhalen wat zij roepen is voldoende. Het maakt de Vietnamezen niet uit wát, maar dát je roept. Soms zijn we het ook even beu en roepen we niets. Voor de lunch proberen we het grootste gedeelte van de afstand af te leggen zodat we na de lunch niet zo ver meer is. Soms zoeken we een kleiner weggetje op. De zon hebben we eigenlijk de hele dag in de rug en de wind voornamelijk van voren. Bussen nemen van alles mee. Soms lijken het net vrachtwagens. Een bus lag op de vloer, onder de banken, helemaal vol met volle rijstzakken. Plek voor je benen heb je dan niet echt meer, als westerling. Vietnamezen hebben niet veel beenruimte nodig. Onderweg, op de fiets zijn we niet één toeristische fietser tegen gekomen of voorbij gefietst. In de stad van aankomst aangekomen zoeken we een hotel of te wel Khach san op. In de grotere plaatsen is er vaak een gelegenheid om te slapen. Guesthouses zijn vaak wat minder netjes. Er zit vaak meer ongedierte (miertjes of kakkerlakken). Als we het eens zijn over de prijs en de fietsen hebben een goede plaats, dan checken we in. Als ze vragen naar een “Plasplot” of zoiets dergelijks, dan geven we onze paspoorten. Soms moeten we ook nog een formulier ondertekenen. Na een douche, vaak met koud of bijna koud water wassen we onze bezwete fietskleding, die we te drogen hangen in de kamer. Een ventilator of airco bevordert het droogproces. Soms mag deze niet aan staan als we de kamer uit zijn en het plaatsje gaan verkennen, vaak lukt het wel de kleding droog te krijgen. We betalen vaak rond de 100.000 tot 150.000 dong (4 tot 8 Euro). Doordat de euro zo sterk stijgt is het allemaal super goedkoop. De prijs gaat hier toch vooral met de dollar mee. We krijgen 1.000.000 dong voor 44 euro. ATM’s zijn er in driekwart van de plaatsen waar we overnachten. We kopen brood, tonijn, koekjes en bananen op de lokale markt. We zoeken een terrasje op waar we ons dagboek schrijven en de omgeving op ons in laten werken. Tegen zessen gaan we een restaurantje of stalletje opzoeken met rijst (com) en laten ons verrassen met wat we erbij krijgen. We bezoeken een internethok. Dit is er in elk gehucht wel één. Bier drinken ze hier, als er geen koelkast is, ook met veel ijs in het bier. Thuis moeten we daar niet aan denken, hier wen je er aan. We logeren in het Thanh Tuy hotel waar we hier in Vietnam nog de meeste toeristen zien. Toch is het eten, gebakken aardappel, loempia’s en gebakken vis, opvallend Vietnamees. ‘s Avonds praten we met een 3-tal Zwitsers, die ook op de fiets onderweg zijn. Wel leuk om wat ervaringen uit te wisselen. Zij zitten aan de Vietnamese rijstwijn. Rond een uur of 8 gaan we naar onze hotelkamer, lezen wat of kijken wat tv. Soms hebben we satelliet en hebben we heel veel zenders. Soms maar 2 of 3. Rond tienen gaan we slapen. Vaak met oordopjes, omdat er over de weg constant vrachtwagens denderen.

11 november
Ninh Binh – Vinh Bao, 92 km

We verlaten highway 1 en gaan over kleinere gele weggetjes naar Hai Phong. De weg naar Nam en Thai Binh is niet kleiner, wat we eigenlijk wel verwachten van een “geel” weggetje op de kaart. Langzaamaan is er minder verkeer en dus ook minder getoeter. In de buurt van de steden moeten we goed opletten en soms de weg vragen om de juiste route te nemen. Vanaf Thai Binh staat Hai Phong al aangegeven. We zien, voor het eerst, onderweg een paar ongelukken. Een gekantelde vrachtwagen met houten palen. En twee brommers die frontaal tegen elkaar zijn gereden. Op zondag wordt er gewoon doorgewerkt. Of het nu aan de weg, het spoor of de rijst is.

We zien mensen rijst dorsen, waarbij het hooi in een berg op het spoor valt. We zeggen tegen elkaar: ze zullen wel weten dat de trein vandaag niet zal rijden. Nee hoor, even later komen we toch een goederentrein tegen, die de berg met hooi tegen zal komen. Hoe dat afgelopen is weten we niet. Omdat we geen 130 km op een dag willen fietsen stoppen we in Vinh Bao. We logeren in een prachtig hotel. Geen heel groot of systematisch gebouwd, maar een groot breed huis met allerlei tierelantijntjes en 4 verdiepingen. Het rustige dorpje komt ‘s avonds wat meer tot leven. Verder rusten we er uit van de fietstocht. We besluiten om morgen vroeg te vertrekken zodat we de boot van 9 uur nog kunnen halen naar het Cat Ba eiland.

12 november
Vinh Bao – Cat Ba, 38 km

Om 5.15 uur staan we op en drie kwartier later zijn we onderweg. Te snel, want we vergeten de kamersleutel af te geven, die we maar even terugbrengen. Het begint dan net licht te worden, de omgeving is wat mistig. Zonder wind fietsen we met een snelheid van 25 km/uur richting de zee. In de dorpen is het druk met verkeer. Voornamelijk fietsers, bromfietsers en een enkele bus. In Hai Phong is het nog drukker dan in Ho Chi Minh City. Voor een verkeerslicht is er zelfs een file van 100 meter. Omdat er op het eiland Cat Ba, geen ATM zou zijn pinnen we hier. Bij de haven komt een meisje ons al tegemoet gelopen. Altijd opletten, dat hebben we ondertussen wel geleerd. Volgens het meisje kost een overtocht 100.000 dong per persoon en nog 50.000 voor de fiets. Het laatste geloven we niet en proberen het verderop. Bij een boot die om 9 uur vertrekt weten we niet zeker of de fietsen ook mee kunnen. Dus toch maar die 50.000 per fiets extra betalen. We krijgen er ook geen ticket voor en betalen dus waarschijnlijk 2,25 euro rechtstreeks aan de verkoper, ze schrijft het wel achter op het ticket. De boot vertrekt om een beetje over half negen. Om even voor tienen zijn we in Cat Ba. Op de kade staan verschillende mensen die ons in hun hotel willen hebben. Voor 6 dollar hebben we een prachtige kamer met uitzicht op zee. Genietend van de rust op dit eiland onderzoeken we de mogelijkheid om morgen te gaan wandelen en over een paar dagen een 2 daagse toer door de baai te boeken via ons My Ngoc hotel waarvan het toerbureautje in de Lonely Planet goed staat aangeschreven. ‘s Middags zoeken we een eindje verder een idyllisch strandje op.

13 november
Cat Ba, Wandeling Nationaal Park

We mogen wachten op het terras voor ons hotel tot de gids, Tan, ons met een busje komt ophalen voor een wandeling in het Nationaal Park van Cat Ba, kosten 12 dollar. We rijden naar het midden van het eiland. Daar beginnen we onze wandeltocht. Eerst over een betonnen pad. Er is een groep Belgen die met reisorganisatie “Joker” een actieve vakantie in Vietnam geboekt hebben. Er is ook een stel Italianen die 5 maanden rondreizen in Azië. De Belgen moeten nog even wachten bij de ingang van het park en maken grapjes over anderen. Ze hebben niet in de gaten dat wij ze kunnen verstaan. Tijdens de wandeling gaan we soms van het pad af om beesten, voornamelijk slangen, spinnen, kikkers en wandelende takken te spotten. Bij het op de uithangborden aangekondigde “Frog lake” zien we een klein watertje met hele kleine kikkers. Wij noemen het “’t Kikkerbadje”, er zitten wel wat kikkers, maar om het nu een speciale naam te geven gaat ons te ver. Het pad wordt steiler. De stenen zijn vast gemetseld zodat het nog steeds gecultiveerd eruit ziet. Hier en daar vliegen wat muggen

De bergen worden wat hoger, ± 150 m klimmen tussen de bomen, soms ook bamboe. Op het laatst lopen we over de rotsen die niet meer geplaveid zijn met cement tussen de rotsen. Soms is het pad ook heel smal en begroeid. Een leuke, pittige wandeling tot aan de lunch in een dorpje. Daar krijgen we, onder een afdakje, een plaatselijk bereide maaltijd van rijst, groenten en vlees. ’s Middags is het dan nog 5 km wandelen over een breed pad, naar de boot toe. Halverwege de terugvaart, stopt de boot zodat we een duik kunnen nemen in de zee. De zon gaat alweer bijna onder als we de haven van Cat Ba weer zien.

14 november
Cat Ba, met de brommer het eiland rond

We huren bij het hotel voor 5 dollar een brommer. Eerst tanken bij de haven. Het is wel even wennen. Met zijn tweeën op een brommer die 70 km/uur gaat. En dat zonder helm!! Hoe anders is de wereld. Er is buiten het dorpje weinig verkeer. Eerst gaan we naar een, in een rots uitgehouden grot, die in de tijd van de oorlog gebruikt werd als ziekenhuis. We krijgen daar tegen betaling van een jongen een rondleiding. We rijden vervolgens naar de andere kant van het eiland. Dan zoeken we de paar wegen die op het eiland zijn op en komen via de kustweg weer terug waar we ook nog de haven aan de andere kant van het dorpje bezoeken. Het is heerlijk relaxed op het eiland. Geen verkopers, geen drukte en weinig nalopen van verkopers. ‘s Avonds eten we bij ons hotel. Het is niet bijzonder, maar wel goed en goedkoop. Vooral Vietnamese gerechten. Er komen veel toeristen, die in duurdere hotels verblijven, op “ons” terras eten.

15 november
Tour door Halong baai (Karstengebergte)

De boot gaat een uurtje later. Dit op verzoek van de twee Duitse meiden die ook mee gaan. Omdat we maar met z’n vieren gaan moeten we 43 dollar betalen, anders was het net wat goedkoper. Met een viertal brommers worden we als duopassagier naar het haventje gebracht. We lopen eerst via een steiger, maar later ook dwars door andermans drijvende huiskamers en bootjes en komen zo bij ons zeilbootje. De stuurman en kok annex bootsman van de fraaie boot stellen zich voor. We mogen voor op het dek liggen. Het weerbericht heeft ons niet in de steek gelaten.

Prachtig zonnig weer. Wel een voorwaarde voor een leuke trip. Na een tijdje varen komen we bij een aanlegsteiger midden in een baai waar we mogen kajakken. Ze wijzen ons ruwweg de weg naar de grotten, die we nooit vinden. Het kajakken gaat ons goed af, met onze ervaring uit Zweden. De Duitse meiden kunnen moeilijk richting houden. We verkennen het aangegeven gebied. We varen tussen de drijvende huisjes op zee met viskwekerij. Agressieve honden staan op de smalle plankjes, bewaken de houten gebouwtjes en de levende vis. Lokale mensen in een bootje proberen hier op zee, tussen de losse bergen, water, bier, koekjes e.d. te verkopen. Als we weer verder varen is het echt genieten van de zon en de prachtige Karstengebergten rondom ons. Een eindje verder gaat het scheepje voor anker en mogen we gaan zwemmen. Een honderd meter verder is een wit strandje waar we naar toe zwemmen. Tegen een steile rots zijn twee mensen aan het klimmen. Anderen zijn aan het “voetballen” door een “Vietnamese veer” op te houden. Een paar meiden liggen te genieten van de zon. Ze blijken Nederlands te zijn. We wisselen wat informatie over Vietnam uit. Zij hebben een boot met slaaphutten. Onze kok roept ons terug naar de boot, voor de lunch. Met de Duitse meiden hebben we het Engels als voertaal. Achter op het dek eten we heerlijk. Diverse soorten vis met groenten. Het is een paradijs aan lekkernijen. Terwijl we weer naar het voordek mogen om te zonnen, spoelt de kok/bootsman de vaat af met zeewater. We varen weer verder. We lezen wat. Soms vallen we in slaap, een lekker gevoel, om vervolgens een grot te gaan bekijken. ‘s Middags gaat het zeil omhoog. We mogen meehelpen. De motor doet het eigenlijke werk. De zeilen hangen er maar wat bij en vangen niet echt wind. Het is wel een mooi gezicht voor de foto’s. We zien een prachtige zonsondergang. We varen door baaien waar het druk is, met grote houten boten. We gaan er gelukkig aan voorbij. De schipper blijft varen zodat we de zonsondergang telkens bij een andere rots of berg kunnen meemaken.

Nadien legt hij de boot in een rustige baai, waar we geen enkele andere boot zien. Als we het diner krijgen voorgeschoteld beginnen de sterren zich aan de hemel af te tekenen. Een unieke en lekkere maaltijd op het platte achterdek, met Vietnamese Wodka. Helaas spreken de stuur- en bootsman geen Engels zodat we ze niet echt uit kunnen vragen. De gezagvoerder heeft wel een a4-tje met wat vertalingen. Zo kunnen toch wat vragen stellen, en zij aan ons. We praten nog wat na op het voordek met de Duitse meiden. We slapen op de voor ons ingerichte kajuit. Er is een ongekende stilte in de omgeving.

16 november
Tour Halong baai

We worden al vroeg wakker, staan op en lezen wat op het voordek, totdat het ontbijt, een pannenkoek, geserveerd wordt. Na achten begint de boot weer te varen. Genietend van het prachtige weer, de omgeving en een mooi boek kabbelen we door het water. We mogen nog een keer zwemmen voor de lunch. Nadien mogen we de drank die we hebben genuttigd betalen. De stuurman wil 20.000 dong hebben voor een blikje, terwijl de jongen van het hotel zei dat het 15.000 dong is. Toen we dit vertelden zakte hij inderdaad meteen met de prijs, maar het zorgt er wel voor dat we hem geen fooi geven. Wij willen graag zelf bepalen wat we als tip geven en niet dat zij die zelf bepalen.

De Duitse meiden stappen over op een andere boot omdat ze naar Halong willen. Wij varen richting Cat Ba en liggen de hele middag alleen op het dek van de boot in een sprookjesachtige omgeving in de zon. Soms lezen we wat. Een prima bezigheid hier op het water. Rond drie uur komen we bij het Monkeyeiland. We verwachten eigenlijk niet meer dan het kikkerbadje van het Froglake. Bij het eiland is een mooi wit strand. We zien geen apen. We lopen een stukje omhoog over een rotspad. Daar hebben we wel een leuk uitzicht. We gaan weer terug op het strand, en nemen een duik in het zeewater. Dan komen er wel een paar aapjes het strand op. Ze spelen wat met elkaar. Na een uurtje hebben we het wel gezien en wenken de bootsman om ons te komen halen met zijn roeibootje. We varen dan nog een laatste stuk naar Cat Ba terug. Een zeer leuke boottocht door de omgeving en baai. ‘s Avonds wandelen we over de verlichte boulevard.

17 november
Cat Ba – Hai Phong

Jeannette voelt zich de laatste dagen wat duizelig. Heeft waarschijnlijk met haar bloeddruk te maken. Na ons dagelijks ontbijtje bij ons My Ngoc hotel zoeken we het internet café even op. We wachten ondertussen op de boot naar Haiphong waarvan we vandaag pas horen hoe laat die gaat en of het een snelle boot (een uur) is. Onze fietsen kunnen namelijk niet met elke boot mee. Om Jeannette wat te ontzien lopen we niet ver en blijven in de buurt van het hotel. We kopen wat brood en tonijn in blik wat in ieder geval onze lunch zal zijn. Net na twaalven vertrekt de langzame boot. Er zitten voornamelijk Vietnamezen op. Het is een heel gekrakeel van mensen die tegen elkaar praten. Anderen liggen op de banken en proberen zo meerdere plaatsen bezet te houden om te kunnen slapen. Onze fietsen mogen voor op de boeg staan. Ook nu proberen ze op de boot nog om geld te vangen voor het vervoer van de fietsen. We zeggen tegen de man met de kaartjes dat we niet voor de fietsen hoeven te betalen omdat we dat weten en betalen gepast voor twee personen. Hij pikt het. Het is een oude logge boot, verdeeld in twee grote ruimtes waarin banken geplaatst zijn. Het zitten verveelt snel. De hitte maakt ’t Vietnamese tafereel compleet. Als de boot gaat varen geeft de wind wat verkoeling. Snel gaat het niet. Met een boek verdoen we onze tijd. We zijn opgelucht en blij als de boot na drie uur weer aan wal ligt. In Haiphong zoeken we een hotel op. ’s Avonds vermaken we ons in het Vietnamese uitgaansleven. Op een terras aan een drukke straat met voornamelijk lokale mensen. ’s Middags zoeken we nog een dokter op om de bloeddruk van Jeannette op te laten meten.

18 november
Naar Hanoi

Eigenlijk willen we op de fiets naar Hanoi. Het zijn de laatste 100 km van onze tocht, maar in verband met het duizelig voelen van Jeannette nemen we de bus. We denken de fiets weer op een dak van een bus te kunnen vervoeren, maar dat doen ze hier niet. De fiets moet onder in de bus. Dit lukt niet meteen, ze zijn te groot, dus moeten ze er weer uit omdat de buschauffeur wil vertrekken. Dan willen er mannetjes opeens geld ontvangen om de fietsen mee te nemen. Ze zwaaien met 2 briefjes van 100, zoveel moeten we betalen. We zwaaien hen net zo vrolijk weg. We halen het voorwiel en de voorste lowrider van de fietsen en zetten het zadel lager. Nu gaat de fiets makkelijk mee. We ontkomen er niet aan om 35.000 dong voor onze tweewielers te betalen. We zijn in twee uur in Hanoi, waar we een hotel opzoeken. Deze zijn in deze tijd van het jaar flink wat duurder, 25 dollar. We kijken wat rond maar komen toch weer bij één van de eerste hotels uit, het City Gate hotel. Hanoi doet al wel mooi en authentiek aan. Vooral in de oude binnenstad krioelt het van mensen en Vietnamezen die hun spulletjes willen verkopen. Het geeft weer een ontspannen gevoel. Op een terras, op één hoog, bekijken we het allemaal eens wat er op straat loopt. Ook hier drinken ze “koude” koffie. Het wordt gekoeld met ijs. De Vietnamese koffie is zo sterk dat een beetje verdunnen wel goed is. We eten bij het in de Lonely Planet aanbevolen Ladybird restaurant.

19 november
Hanoi – shoppen

Na ontbijt in ons hotel lopen we naar het ziekenhuis. Eerst zijn we bij de afdeling tandartsen, later worden we buiten om naar de eerste hulp gestuurd. Ook hier de bloeddruk van Jeannette meten. Deze blijkt ook vandaag gewoon goed te zijn. Ze blijft zich wel licht in het hoofd voelen (eenmaal thuis blijkt het een evenwichtsstoornis te zijn). Met 2 brommertaxi’s laten we ons voor 10.000 dong per persoon naar het Mausoleum brengen. Dan bezoeken we de literatuur tempel van Mieu. We lopen terug naar het centrum waar we een Vietnamees broodje eten, wat zijde shopjes bekijken en een terrasje opzoeken. In een kledingwinkeltje ziet Jeannette wel iets van haar gading. Ze laat een jasje en broek op maat maken van Cashmier wol. Wel flink afdingen. We betalen omgerekend, net iets meer dan 50 euro. Een gedeelte betalen we vooraf. We blijven in Dongs betalen, pinnen is veruit de goedkoopste manier om aan geld te komen. Zeker nu de euro zo duur is. In Hanoi staat elke tien straten wel een pin apparaat. Weinig last van storingen. Over twee dagen is de kleding klaar.

20 november
Hanoi

Onze fietsen zijn behoorlijk vies, als we het slot opendoen hebben we al vuile handen. We nemen onze fiets weer eens uit de stalling (keuken) en willen naar een dorpje waar ze veel aardewerk maken. We fietsen de brug over de rode rivier over maar worden echter meteen terug gefloten door politie beambten. Fietsers mogen de brug niet over, er stond wel een verbodsbordje, maar die staan er hier wel meer. De brug waar de trein over gaat, 200 meter verderop, is wel voor fietsers toegankelijk. Eenmaal de rivier over, volgen we deze richting het zuiden. 13 km verderop ligt het dorpje. We stallen voor 2000 dong onze fietsen. Van die afgezette stallingen zijn er veel in Vietnam te vinden. Als er dan iets met je fiets of brommer gebeurd moet het mannetje dit betalen, zo is de regel. Natuurlijk veel winkels met vazen, kopjes, schaaltjes etc. In een werkplaats waarvan de deur openstaat lopen we binnen. We worden uitgenodigd om verder te kijken. Schaaltjes worden met de hand en wat machines/hulpmiddelen gemaakt. Vervolgens gebakken en met de hand geschilderd. In een winkel rekenen ze in dollar prijzen. We lopen verder en zien ook andere werkplaatsen. Brommers rijden ons voorbij met 4 of 5 vazen van anderhalve meter hoog die dan rechtop op het onstabiel vehikel zijn gebonden. Het lijkt een riskante onderneming. Een stuk verder is een markt met aardewerk. Hier is hetzelfde te koop, maar hier rekenen ze in dongs. Alles is hier dan ook vier keer zo goedkoop. We kopen een paar leuke schaaltjes en zien dat ze tegenover tegen betaling brommers wassen. We vragen wat het wassen van een fiets kost. Voor 5.00 dong (20 cent) worden ze gewassen en gedroogd. We krijgen onze fietsen weer fonkelnieuw terug. Terug in Hanoi, willen we kaartjes voor het waterpoppentheater. De kaartjes blijken nu opeens al voor drie dagen vooruit uitverkocht te zijn. Jammer, hier zijn we te laat mee. Over drie dagen vertrekt het vliegtuig. We gaan op zoek naar een zijden dekbedovertrek. Een paar dagen terug hebben we een mooie gezien. We zoeken het winkeltje weer op en geven aan wat we willen en wat we ervoor willen betalen. De winkeljuffrouw wil ongeveer het dubbele. We komen toch op ons begin bedrag uit. We hebben in deze weken wel weer onder de knie waar de prijzen ongeveer liggen. Uitgangspunt is dat wij tevreden zijn, maar zij ook.

21 november
Hanoi, Perfume Pagode

Via de hoteleigenaar hebben we een toertje geboekt. Eén dag Perfume Pagode. Van andere toeristen hoorden we al dat de heen en terugreis leuker zou zijn dan de Pagode zelf. We worden met een busje bij het hotel opgehaald en rijden met de gids naar het dorpje waar de Pagode staat. We zijn met een groep van 10 toeristen. We vinden al vrij snel aansluiting bij een paar Nederlanders. Een paar uur later mogen we vierpersoons bootjes in die door een Vietnamees geroeid worden. In tegenstelling met ons roeien ze hier met het gezicht naar voren en dus duwend in plaat van trekkend. Niet echt efficiënt. Het mannetje moet flink aan de bak. Het kanaal wordt een riviertje. Na een vol uur in de boot, door een Karstlandschap, mogen we uitstappen. Dan volgt de wandeling. In de brochure staat dat dit twee uur zal duren. De gids zegt nu een uur de berg op. Het bleek een half uur te zijn. Veel toeristen gaan hier met de kabelbaan. We wandelen het pad en trappen omhoog. Hier en daar is een rustplek waar een uitbater wat eten en drank verkoopt. De Pagode is een grot in een rots en zou een bek zijn van een dier met in het midden een tong. Ja je kunt er van alles in zien. De terugweg verliep in omgekeerde volgorde waar we op een centrale plaats ook nog een lunch kregen. Met de bootjes terug. De roeier begon op het eind van de rit zelf aan te geven dat hij zijn tip wilde hebben. We hadden eerst een hoger bedrag in gedachten maar doordat hij zijn tip zelf vroeg werd het bedrag aanzienlijk lager. We bepalen zelf wel of en wat voor fooi we willen geven. Toen we uitstapten zegt hij ook nog dat onze tip “too small” was. Hier niet op reagerend lopen we weg. De bestelde kleding wordt in de avonduren nog een keer gepast. Hier en daar moet er nog was aangepast worden.

22 november
Hanoi, Silk
Met een gehuurde brommer (5 dollar voor een dag) rijden we naar een zijdedorpje waar zijde verwerkt wordt. Midden door de stad. Iedereen, en wij ook, vecht weer om een plekje op de weg. We komen in de wirwar van straten toch goed uit. Het dorpje is wat moeilijker te vinden maar met de kaart van de Lonely Planet in de hand komen we er met een paar keer vragen wel uit. We zien veel zijde winkeltjes en een paar weefgetouwen.

23 november vertrekken we vanuit Hanoi weer naar Nederland.

Zuid-Portugal 2008